Opgroeien in een getraumatiseerde familie
“…Bob en ik bleven logeren. We zaten samen met opa op de bank, opa in het midden. Ik kroop tegen hem aan en rook de shag, de weeïge geur die in al zijn kleren zat, en raakte met mijn vingers de stoppeltjes op zijn wang aan. Hij glimlachte en drukte me even tegen zich aan. 'Zo kleine meid, zullen we naar de Fremersberg luisteren?' vroeg hij. Hij sloeg zijn arm om me heen en gaf me een kus op mijn hoofd. ‘Ja opa,’ joelden Bob en ik tegelijkertijd.”
(Yvonne van den Berg / 'De viool van mijn moeder', 2013)
Een kennis van mij werkte een tijdlang in Centrum ’45. Een
casus die diepe indruk op hem heeft gemaakt – en via hem weer op mij – is die
van een vrouw die als kind stelselmatig werd mishandeld door haar vader.
We spreken van eind jaren ’30, begin jaren ’40 van de vorige eeuw. Tijdens de bezetting kiest vader voor de ‘goede’ kant en sluit zich aan bij het gewapend verzet. Intussen gaan de mishandelingen thuis gewoon door, totdat op een dag het noodlot voor vader toeslaat: hij komt om bij een van de verzetsacties. Deze heldendood maakt hem in ogen van ‘goed’ Nederland een martelaar en verschaft hem een onaantastbare reputatie. Niemand wil ooit nog het verhaal van zijn dochter horen, ook haar naaste familie niet; vaders onvolkomenheden zijn taboe. Die levenslange zwijgplicht verdubbelt haar trauma.
We spreken van eind jaren ’30, begin jaren ’40 van de vorige eeuw. Tijdens de bezetting kiest vader voor de ‘goede’ kant en sluit zich aan bij het gewapend verzet. Intussen gaan de mishandelingen thuis gewoon door, totdat op een dag het noodlot voor vader toeslaat: hij komt om bij een van de verzetsacties. Deze heldendood maakt hem in ogen van ‘goed’ Nederland een martelaar en verschaft hem een onaantastbare reputatie. Niemand wil ooit nog het verhaal van zijn dochter horen, ook haar naaste familie niet; vaders onvolkomenheden zijn taboe. Die levenslange zwijgplicht verdubbelt haar trauma.
Yvonne van den Berg behandelt in De viool van mijn moeder
een vergelijkbare thematiek. Alleen vertelt ik-figuur Else niet over een
gewelddadige vader die ‘goed’ was in de oorlog, maar over een lieve opa die
‘fout’ was. Opa is in 1935 al toegetreden tot de NSB, overtuigd als hij was
dat die beweging het beste voor had met de arbeiders. Hij heeft zich overigens
wel steeds gedistantieerd van de Jodenvervolging, sterker nog: hij waarschuwde
verzetsmensen zodra hij wist dat er een razzia op komst was, opdat ze de
onderduikers snel naar een ander adres konden brengen.
Opa is en blijft evenwel NSB-lid. En dat heeft vérstrekkende
gevolgen voor zijn familie. Zijn dochter (Else’s moeder) raakt al haar vriendinnen
kwijt en wordt op school gepest. Na de bevrijding blijkt ze als dochter van een
NSB’er niet te mogen studeren. Eenmaal getrouwd en zelf moeder van twee
kinderen op de basisschool, ziet ze zich onontkoombaar geconfronteerd met haar
herinneringen. De ondergane vernedering maakt haar niet alleen bitter, maar
vooral angstig.
“Gevaar zat in alles. Gevaar zat in een loslopende hond naast een kinderwagen, het zat in een te vol geschonken glaasje dat niet op een onderzettertje stond, in een nieuwe baan of promotie, het loerde in nieuwe contacten en het zat in intimiteit of een complimentje. Zo probeerde zij haar dierbaren te behoeden.”
Else en haar broer gaan zwaar gebukt onder hun krampachtige
geheimhouding naar de buitenwereld, maar ook onder de spanningen binnenshuis.
Ook met opa zelf mogen de kinderen niet over de oorlog praten:
“Jij vraagt niets. Begrepen? (…) Je doet opa pijn als je iets gaat vragen en dat wil je toch niet?”
Tegelijk zijn ze getuige van de dagelijkse woordenwisselingen tussen
hun ouders over de oorlog én opa’s rol daarin; oeverloze discussies die
steevast eindigen in ruzie.
Else ontwikkelt complexe haat/liefdegevoelens voor haar moeder. Ze weet zich geen raad met deze ijzige, verbeten vrouw die haar nooit een complimentje geeft, maar toch zo hartbrekend zorgzaam is wanneer Else na een traumatische operatie maandenlang op bed moet blijven liggen.
Else ontwikkelt complexe haat/liefdegevoelens voor haar moeder. Ze weet zich geen raad met deze ijzige, verbeten vrouw die haar nooit een complimentje geeft, maar toch zo hartbrekend zorgzaam is wanneer Else na een traumatische operatie maandenlang op bed moet blijven liggen.
"Ze vocht voor me en beschermde me, vertroetelde me tot ik er bijna in stikte. Ik moest beter worden, en daar had ze alles voor over. (...) Ze zegde haar tennislessen af en kookte mijn lievelingsgerechten."
De viool van mijn moeder is een autobiografische roman
waarin Yvonne van den Berg een vleugje fictie heeft verwerkt. In een vloeiende
stijl, met veel oog voor detail, schildert ze de sfeer binnen een degelijk
ogend huisgezin (vader is advocaat en wordt rechter) met een schandelijk
geheim. Ze weet de val van het zelfmedelijden te ontlopen door alle restricties
en emotionele chantage vooral feitelijk te beschrijven, wat het effect des te
sterker maakt.
Leitmotiv door het hele boek heen is de muziek. Logisch voor
een debuterend auteur die zelf het conservatorium doorliep, werkzaam is geweest als
muziekdocent en uitvoerend fluitiste, en tegenwoordig klassiek programmeur is
bij De Oosterpoort in Groningen.
De viool van mijn moeder leest vlot weg en blijft
verrassen, misschien juist door het autobiografische aspect; immers, niets is
minder voorspelbaar dan een mensenleven. Vooral deel één boeit in literair
opzicht, door suggestieve couleurs locales (de Betuwe, Leeuwarden) en het
knap gehanteerde kinderperspectief. Deel twee vertoont hier en daar duidelijker
trekken van een ervaringsverhaal voor lotgenoten. Else breekt met haar moeder,
gaat in therapie, doet bij het Rijksinstituut voor OorlogsDocumentatie navraag
naar de politieke activiteiten van haar opa en zoekt schoorvoetend contact met
de Werkgroep Herkenning, die zich inzet voor kinderen uit NSB-families.
Grote verdienste van dit boek de aandacht die het vraagt
voor doorlaatbaarheid van de grenzen tussen goed en fout in tijden van oorlog.
Grote Nederlandse auteurs gingen Yvonne van den Berg voor, zoals Simon Vestdijk met Pastorale 1943 (1948) of W.F.
Hermans met De tranen der acacia’s (1949). Maar De viool van mijn moeder richt zich
specifiek op het verborgen leed van NSB-kinderen en -kleinkinderen. En het maakt de
even precaire als gecompliceerde problematiek op een toegankelijke manier
invoelbaar: de ongerichte schuldgevoelens, de schaamte, de loodzware loyaliteit.
Halverwege het boek denk je onwillekeurig aan de ophef in rondom Grimbert Rost van Tonningen – zoon van de beruchte NSB-prominenten Meinoud en Florrie – toen hij op 4 mei 2011 in Culemborg zou spreken over vrijheid, en wel vanuit het perspectief van een ‘kind van foute ouders’. “Natuurlijk begrijp ik dat hij zijn verhaal ook wel eens kwijt wil,” verzuchtte een vriendin van mij destijds, “maar ik begrijp niet waarom hij daar per se díe plek en díe gelegenheid voor moet uitkiezen.”
Halverwege het boek denk je onwillekeurig aan de ophef in rondom Grimbert Rost van Tonningen – zoon van de beruchte NSB-prominenten Meinoud en Florrie – toen hij op 4 mei 2011 in Culemborg zou spreken over vrijheid, en wel vanuit het perspectief van een ‘kind van foute ouders’. “Natuurlijk begrijp ik dat hij zijn verhaal ook wel eens kwijt wil,” verzuchtte een vriendin van mij destijds, “maar ik begrijp niet waarom hij daar per se díe plek en díe gelegenheid voor moet uitkiezen.”
Na De viool van mijn moeder te hebben gelezen, begrijp ik
dat wel.
Yvonne van den Berg / 'De viool van mijn moeder',
autobiografische debuutroman over een Nederlandse familie met een oorlogsverleden. Luitingh-Sijthoff, oktober 2013
autobiografische debuutroman over een Nederlandse familie met een oorlogsverleden. Luitingh-Sijthoff, oktober 2013
Geen opmerkingen:
Een reactie posten