zondag 3 december 2006

Bertha

Een cd..? Wat je in handen houdt is een fraai vormgegeven boekwerkje met harde kaft, waarop achterin schijnbaar achteloos een opaalkleurig schijfje zit vastgeklemd. Het boekje blijkt een mini-monografie over de Nederlandse componiste Bertha Frensel Wegener-Koopman (1874-1953), het schijfje behelst 24 liederen van haar hand. En op zowel het eerste als tweede gehoor doen die verrassend Schubertiaans aan, of Bertha nu Emanuel Geibel, Rabindranath Tagore of onze eigen Willem Kloos toonzet.


Wie is deze Bertha Koopman? In elk geval onloochenbaar een Romantica pur sang, Baanbrekend is ze als componiste niet echt; als vrouw met een vermeend mannenberoep natuurlijk weer wel.
Toch mag je haar evenmin als epigoon afdoen. Daarvoor bezingt ze de emoties te eerlijk, te direct. Wie een onderwerp als Das sterbende Kind (Geibel) zo huiveringwekkend simpel en onsentimenteel verklankt, verdient het om serieus te worden genomen.

En Bertha werd serieus genomen. Door gezaghebbende tjdgenoten als componist Daniel Ruyneman en zangdiva Aaltje Noordewier. Maar ook nu, meer dan een eeuw later, door sopraan Ingrid Kappelle en pianist Miklos Schwalb. Met hun drieëenheid van technisch vernuft, onafscheidelijk samenspel en de nauwgezette, diep ingevoelde interpretatie zouden ze bijna de aandacht van zichzelf afleiden. Wat misschien wel het mooiste compliment is dat je een musicus kunt maken.

Bertha Frensel Wegener-Koopman. Tatlin Records.
(Recensie i.o.v. de Stentor, 2006)


donderdag 7 september 2006

Hitte in Gelderse bossen

De extreem warme julimaand werd niet alleen mensen teveel van het goede. Ook de natuur zuchtte en steunde onder de hittegolf. Tal van diersoorten, van bij tot haas tot hert, zagen het vege lijf ernstig bedreigd.
Volgens Hans Tjoonk, opzichter bij stichting Het Geldersch Landschap en Geldersche Kasteelen, zullen bos, heide en hun bewoners nog langere tijd kampen met de gevolgen van de droogte. Want ook de bruuske weersomslag met herfstige plensbuien heeft maar beperkte compensatie kunnen leveren: “Als je een schop in de grond steekt, dan blijkt die na zo’n vijftien tot twintig centimeter nog steeds gortdroog.”



VELUWE – Zelfs in de bijenkasten op de hei heerste ontreddering over de droogte. Bijen hebben vocht nodig om de nectar in honing te kunnen omzetten. En dat een konijn geen water hoeft is ook een fabeltje.
Hans Tjoonk: “Je kunt zeggen: er zit vocht in het gras. Maar bij teveel zon wordt dat hooi. Nu eten hazen en konijnen nog andere planten waar meer vocht in zit. Maar de wilde zwijnen zie je interen. En dan vallen de eikels dit jaar ook nog vroeger dan anders, doordat de bomen geen water genoeg hebben.”

Als opzichter is Hans Tjoonk belast met het dagelijks beheer van de Noordoost Veluwe. Maar voor bestudering van details trekt Het Geldersch Landschap externe medewerkers aan die zich verdiepen in bijvoorbeeld paddestoelen, egels en vogelsoorten. Tjoonk: “Voor ieder beestje hebben we wel een specialist.”

Zijn zorg om de wilde zwijnen lijkt haaks te staan op een ander aspect van faunabeheer: het afschieten van overtollig wild. Hans Tjoonk beseft hoe gevoelig dit ligt.
“Maar het heeft te maken met de draagkracht van een terrein. Je kunt per leefgebied maar een x aantal wilde zwijnen hebben zonder dat die risico lopen op ziekte, stress en voedseltekort. Bovendien krijg je problemen met de verkeersveiligheid. Wij zeggen vaak: er sterven meer zwijnen door de bumper dan door de kogel.”

Elk voorjaar worden de zwijnen geteld. Blijkt hun aantal te groot, dan verleent men ontheffing voor afschot. “Dat gebeurt onder onze regie, door mensen die bevoegd en opgeleid zijn,” benadrukt Hans Tjoonk. Het ‘aanspreken’ of inschatten van een individueel zwijn vergt kennis: “Je moet zorgvuldig kijken hoe het dier eraan toe is, zodat je in plaats van een oude, zieke zeug niet een gezond mannetje omlegt.”

Nog zo’n kant aan het beheer die niet altijd wordt begrepen: “Mensen verwijten ons wel dat we dood hout laten liggen”, zegt Tjoonk. “Maar dat is weer van belang voor spechten en insecten. En er groeien allerlei zwammen op. Uiteindelijk vergaat zo’n dode stam dan toch en voegt weer mineralen toe aan de bodem.”

 
i.o.v. Wegener Media, 2006

zondag 27 augustus 2006

Tromp en de ereprijs

Gelderse Muziek Zomer: première ‘Heart Break Hotel’. Orkest de ereprijs & Mariëlle Tromp (zang).
Elburg, Vischmarkt, 9 augustus  2006



“Het meest toegankelijke wat de ereprijs ooit gedaan heeft,” stelt een medewerker over deze tournee met popmuziek uit vroeger jaren. Helaas doet het herfstig klimaat die toegankelijkheid weer deels teniet. Om tien over acht hangen er slechts drie kleuters en een recensent op de natgeregende ligstoelen - afgezien van het koutende en bier nippende publiek op de belendende caféterrasjes. Een anticlimax na de aankondiging waarin men guitig van ‘wereldpremière’sprak. Anderzijds heeft dit druilerig plattelandsgebeuren ook wel weer iets charmants, iets Vestdijk-achtigs.
“Okay Elburg, wij beginnen met het eerste nummer!” hakt zangeres Mariëlle Tromp de knoop door. Het wordt Michael Jackson’s ‘Heartbreak Hotel’ waarmee de ereprijs deze Gelderse tournee opent.
Het is even wennen aan de door versterking scherp vertekende zang van Mariëlle Tromp, maar haar krachtige frasering en vitaliteit blijven overeind. Een stem als een klok, schier onvermoeibaar en genereus in het vakkundig schreeuwen en raspen. De heerlijk theatrale manier waarop zij, tegen de imposante basgitaar in, haar voornemen uitgalmt om naar Honolulu af te reizen, of het onstuitbare élan waarmee zij Nirvana’s ‘Team Spirit’ over de Vischmarkt slingert – chapeau!
Het orkest fungeert als een soort symfonische rockband, zonder zijn identiteit prijs te geven. Honderd procent ereprijs is de tegendraadse wals die ontstond uit Zappa’s ‘Dog Meat’. Maar ‘Eight Miles High’ (Byrds) wordt verassend gekruid door de backing vocals die men óók in huis heeft.‘Psycho Killer’ (Talking Heads) ontleent zijn extra dimensie aan de grillige tuba-solo en het ‘Alle Menschen werden Brüder’-citaat aan het slot.
De bloemlezing van popclassics dient om de halve eeuw te markeren die verstreek sinds Elvis Presley furore maakte met zijn eigen ‘Heart Break Hotel’. En hoe creatief de aanpak door arrangeurs Chiel Meijering, Jeroen van Dijk en David Dramm moge wezen, zij namen slechts tot op zekere hoogte de vrije teugel. In alle nummers blijft de sfeer intact, zelfs in Clapton’s ‘Layla’ waarin het zwoele gewiebel verstrakt is tot een ferm up-tempo. Het publiek heeft zich dan inmiddels verveelvoudigd, maar de reacties blijven beheerst. Waarop La Tromp uitroept: “Ik zie niet iedereen klappen! Misschien heb je je oordopjes nog in, want volgens mij ging ie hartstikke goed!” En zo is het ook.


 © Margaretha Coornstra, i.o.v. de Stentor, augustus 2006 

vrijdag 28 april 2006

Eerbiedig kippenvel bij CREDO

CREDO-Koor (Sint Petersburg) 
Odeon Zwolle, 23 oktober 2003


Uit Sint Petersburg komen ze, en dat willen ze weten ook. Dit concert is opgedragen aan de 300ste verjaardag van Ruslands muziekstad bij uitstek, “Pjotr” voor intimi. En alleen in het begin lijkt je vrees te worden bewaarheid: de monumentale CREDO-klank past niet in de kleine, volle Manegezaal. Bortniansky’s barokke kathedraalmuziek smeekt om een bevrijdende nagalm, en die kun je vergeten tegenover oplopende rijen vol truien en vesten. Voor dit zestal in zwarte smoking is het dus aftasten. Het Koorconcert nr. 15 krijgt een wat schoolse vertolking - o zeker, mét punctuele inachtneming van alle interpretatie-afspraken, maar echt van binnenuit komt het nog niet.

Dat euvel is gauw verholpen. Bij een psalm van Tsjesnokov is de zachte intro met subtiel verglijdende dissonanten goed voor eerbiedig kippenvel. Vocale techniek en onderlinge afstemming zijn van een vakmanschap dat de kwalificatie “virtuoos” rechtvaardigt.
En noodt bij Rachmaninov het ingetogen “Alleluia, alleluia” al tot bespiegeling en devotie, bij  het “Otsje Nasj” (Onze Vader) van Rotatsj bedwing je de neiging om een kruisje te slaan. Die vederlichte, ja etherische tenor, opstijgend boven het fundament van een zinderende octaafbas met de warme schakeringen van een strijkinstrument - wát een sfeer en wat een diepgang, maar tegelijkertijd: wát een concentratie en ambachtelijke no-nonsense houding!

Ook in het profane gedeelte staat beheersing voorop. Transparant pianissimo laat geen ruimte voor foefjes en verdoezelingen: dit is allemaal je reinste kunde. Klankgeworden bladgoud, geleidelijk aanzwellend tot een welgevormd plastiek van edelstaal. Weemoedige overpeinzingen bij een “Snelle Rivier” zijn hier een prachtig voorbeeld van.
En in het kozakkenlied geen quasi-naturelle brulpartijen, geen stoere triomfkreten; zelfs de vreugde over de overwinning op Zweden in 1702 lijkt zich te beperken tot gepaste binnenpret.

Wie opwerpt dat steriliteit en academisme op de loer liggen, moet zijn woorden terugnemen bij het saloneske liederenrecital na de pauze. Een voor een staan ze vergenoegd naast de vleugel te soleren als betrof het een informeel huisconcert. Waarbij ze hun onkreukbaar butler-imago laten varen en hun theatrale talenten aanspreken. Met als toegift een heerlijk pathetisch lied van Rotatsj.  Kijk, en daar leent zo’n Manegezaal zich nou weer uitstekend voor.